Online mentorles: “WhatsHappy”

In deze tweede online WhatsHappy les werk je aan drie opdrachten met je mentorklas.

  1. Bekijk twee video’s en bespreek de bijhorende vragen met een klasgenoot.
  2. Ontdek welke verschillende rollen er zijn in een groep. Al deze rollen spelen een belangrijke rol voor de sfeer online en in de klas. Herken jij de verschillende rollen?
  3. Maak samen afspraken hoe je online en in je klas met elkaar omgaat. Wat kan wel en wat kan niet?

Opdracht 1: Bekijk onderstaande video’s en beantwoord de vragen.

Online versus offline

Wat vind je van deze video? Verschilt het hoe je online en offline met elkaar praat? 

Hufterproef

Hoe hufterproef ben jij? Hoe zou jij reageren?

Verschillende rollen bij pestgedrag

De oorzaak bij (online) pesten wordt vaak gezocht bij het slachtoffer en de dader(s). Onderzoek wijst uit dat anderen uit de groep ervoor zorgen dat pesten doorgaat of zelfs toeneemt. Als omstanders niet ingrijpen bij pesten, stemmen ze er dus mee in. Ze spelen dus een grotere rol dan je zou denken.

Als er door omstanders wordt ingegrepen tegen het pestgedrag, is het voor de dader(s) minder interessant om door te gaan. Zij zullen dan eerder geneigd zijn om te stoppen met pesten.

Opdracht 2: Lees hieronder over de verschillende rollen in een groep bij pestgedrag. Welke rol hoort denk jij bij persoon A, B, C, D, E, F en G op de afbeelding?

De rollen

  1. De pester: De pester begint het pesten en bedenkt steeds nieuwe dingen. De pester heeft anderen nodig om zijn rol goed te spelen. Pesten kan op verschillende manieren gedaan worden: schoppen, slaan, uitschelden, roddelen, spullen kapot maken en online pesten.
  2. De meeloper: Een pester is niets zonder meeloper(s), er moet altijd wel iemand in de buurt zijn waar hij op kan vertrouwen en die hem helpt en aanmoedigt in zijn gedrag. De meeloper begint zelf niet met pesten, maar gaat meedoen zodra iemand anders begonnen is. 
  3. De versterker: Versterkers pesten zelf niet maar lachen om de pester of moedigen (misschien onbewust) deze aan. De versterkers geven de pester het gevoel dat pesten leuk of grappig is.
  4. De verdediger: De verdediger helpt het slachtoffer. Dat kan door tegen de pester te zeggen dat hij of zij moet ophouden, maar ook door bijvoorbeeld hulp te zoeken voor het slachtoffer.
  5. De buitenstaander: Buitenstaanders hebben soms niet door dat er gepest wordt. Dit kan het slachtoffer het gevoel geven dat zij het niet zo erg vinden dat er gepest wordt.  Door het pesten bespreekbaar te maken kan de rol van buitstaander veranderd worden.
  6. Het slachtoffer: Het slachtoffer is degene die gepest wordt. Kinderen die gepest worden, voelen zich vaak eenzaam, angstig en verdrietig.
  7. Stille verdediger: Vind het niet goed dat er gepest wordt maar durft er niets van te zeggen. Je kan ze ook de ‘struisvogels’ noemen, zij steken hun kop in het zand. Eigenlijk vinden ze het niet oké wat er gebeurt, maar uit angst om zelf gepest te worden reageren ze niet. Het effect op het slachtoffer is dat hij denkt dat het zijn eigen schuld is dat hij gepest wordt of dat hij/zij het niet zo erg vindt dat er gepest word.

Bedenk voor jezelf welke rol speel jij online en in de klas?

WhatsHappy?

Een gelukkige klas heeft een veilige sfeer. Maar hoe zorg je daarvoor? Dit vraagt om samenwerking met de hele groep. Samen zorg je dat het leuk blijft.

Opdracht 3: Maak chatafspraken met je klas. Wat doe je samen om ervoor te zorgen dat iedereen zich aan deze afspraken houdt?

Ik word gepest, waar kan ik terecht? Bespreek het met je mentor, ouder(s) of iemand die je vertrouwd » Meldknop.nl meldpunt voor vervelende ervaringen op internet.